Het was de arts Dr Schüssler, die in de 19e eeuw de oorzaken van ziektes bestudeerde..
Daarom onderzocht hij in het bijzonder het aandeel van de afzonderlijke cellen in de ontwikkeling van ziekten waarbij hij uitging van Dr. Virchow’s bevinding, dat het lichaam is opgebouwd uit cellen, wat toentertijd een nieuwe en baanbrekende visie was.
Dr Schüssler concludeerde dat veel ziekten werden veroorzaakt door een disbalans van de mineraalhuishouding in de afzonderlijke cellen. Als in de cellen essentiële mineralen ontbreken, functioneren ze niet meer correct, wat dan tot een ziekte leidt, was zijn conclusie.
Omdat veel minerale zouten, in geconcentreerde vorm ingenomen, hun weg niet kunnen vinden in de individuele cellen, nam Dr. Schüssler, het idee over van “potentiering” (verdunning!) van de stoffen zoals in de homeopathie gebruikelijk.
In juiste verhouding, dus sterk verdund, konden minerale zouten hun weg door het spijsverteringskanaal via het bloed naar de individuele cellen vinden, waar het door de celwanden in het inwendige opgenomen kan worden.
Daar konden ze de verstoorde inwendige balans reguleren om de cellen er toe te brengen eventueel zelfstandig de vereiste grotere hoeveelheden minerale zouten uit de bloedsomloop te halen tot ze weer goed van alles voorzien waren en conform hun beoogde doel konden functioneren.